De Restauratie en Rekonversie
De Limburgse mijnen staan aan het begin van een nieuw leven. De NV.Mijnen tekent een nieuwe toekomst uit voor het overblijvend patrimonium. Daardoor kunnen de mijnen de ruggegraat vormen van een nieuw Midden-Limburg
De argeloze bezoeker van de Limburgse mijnstreek verwacht wellicht dat de terreinen en gebouwen er sinds de sluiting van de laatste mijn in 1992 verlaten bij liggen. Hij zal dus niet weinig staan kijken wanneer hij op een heuse bouwwerf terecht komt. Met man en macht werken een paar honderd voormalige mijnwerkers aan de restauratie en sanering van wat er nog rest van de Kempische mijnen. " De 1.300 werknemers van het vroegere KS aan het werk zetten is zeker geen probleem" zegt André deleye van de NV. Mijnen, de vennootschap die sinds januari 1994 het overblijvende patrimonium van de Limburgse mijnen beheert. De NV staat ook in voor het opnieuw bruiksklaar maken van de resterende gebouwen. Die herbestemming moet nu op korte termijn uitgewerkt worden. Geen kleine opdracht, want de kosten van de hele operatie, saneren slopen en restauratie, worden op zo'n 5 miljard Bfr. geraamd. Eind 1996 worden de werken afgerond. Dan valt ook voor de NV. Mijnen het doek." We moeten die mensen ook na 1996 een perspektief kunnen geven. Dat is momenteel een van onze grootste zorgen" bekent Deleye. Toch zullen een aantal aktiviteiten van de NV. Mijnen ook na 1996 voortgezet worden. Mogelijk zal de sanering niet helemaal afgerond zijn. Ook voor het beheer van een aantal gebouwen bestaat nog geen oplossing voor na 1996. En dan zijn er nog zaken als de dienst voor mijnschade. Die dossiers zullen natuurlijk ook na 1996 verder afgehandeld moeten worden. Op het einde van 1996 zullen de huidige werknemers wellicht meer duidelijkheid hebben. Tegen dan moet ook het restauratiedossier rond zijn en moet er een klare kijk zijn op de verdeling van de taken binnen de hele rekonversieplan. Aan de invulling van de strukturen voor die rekonversie wordt er nu druk gewerkt. Konkreet betekent dit onder andere dat de Limburgse Rekonversiemaatschappij ( LRM ) of de Limburgse Participatie Maatschappij ( LPM ) de resterende werknemers zullen overnemen. Jaarlijks vertrekken nu 400 mensen. De NV. Mijnen zal begin 1996 nog een 400 tal mensen in dienst hebben. Maar ook de participatie van de vroegere KS moeten nog bekeken worden. Het beheer komt in handen van de LPM, alleen staat nog niet vast of alle participaties in portefeuille blijven. Ondertussen lopen ook de verschillende projekten door die in het verleden zijn opgezet. Wie dacht dat bijvoorbeeld het Fenix projekt nu van de baan was vergist zich wellicht. Om de rekonversie te doen lukken, heb je wel een goede strukturele motor nodig meent Deleye. En juist daar biedt Fenix heel wat kansen. Rekreatie wordt nu eenmaal zeer belangrijker in onze moderne samenleving. Maar Fenix staat niet alleen. Aan het logestiek projekt Hermes wordt volop verdergewerkt. Ook het milieupark krijgt meer en meer vorm. De praktische invulling van al deze projekten is in handen van LRM, maar die moet wel rekening houden met de plannen van de Permanete Werkgroep Limburg ( PWL ). De PWL let ook op dat er ook gekeken wordt naar de sociale aspekten van de rekonversie. " Het komt er nu op de eerste plaats op aan, een duidelijke toekomstperspektief te ontwikkelen " benadrukt Deleye. Dat zal de betrokken mensen nog meer motiveren, om de rekonversie van de mijnen te laten slagen, de belangstelling voor de mijngebouwen en terreinen groeit met da dag. Limburg ontdekt langzaam maar zeker de mogelijkheden voor het hergebruik van wat er restte van de oude mijninfrastruktuur. " We moeten nu een duidelijk signaal geven ", merkt Deleye op. " Wat hier gebeurt, kan Limburg een nieuwe impuls geven. En bovendien en daar ben ik persoonlijk heel blij om redden wij zo een zeer belangrijk stuk van ons verleden.
Hergebruik
Beschermen is één zaak, maar om een erfstuk van dergelijke omvang in optimale omstandigheden te bewaren, komt het er natuurlijk op aan een nieuwe funktie voor de mijninstallaties te vinden. Bewaren om te bewaren heeft immers weinig zin, en zou bovendien de kosten nodeloos de hoogte in jagen. Niets gaat immers zo snel teloor als een leegstaand gebouw. Maar een nieuwe bestemming vinden is voor deze mijngebouwen niet altijd even vanzelfsprekend. Wat doe je bijvoorbeeld met de zo karakteristieke schachtbokken, die de liften bedienden ?. Anders is het dan weer met de hoofdgebouwen of magazijnen: die grote ruimtes bieden mogelijkheden genoeg tot hergebruik. Hoe dan ook, een aantal konstrukties zal in eerste plaats slechts als museum of monument dienst kunnen doen. Een deel van de mijninfrastruktuur, wellicht het belangrijkste deel, is voorgoed verloren. De konstrukties boven de grond waren natuurlijk maar het topje van de ijsberg. Het echte leven van de mijnwerkers speelde zich af in het 250 kilometers lange ondergronds netwerk van gangen, peilers, en schachten. De sluiting van de mijnen betekende natuurlijk dat heel dit onderaards complex definitief dichtgegooid werd. Maar men kan natuurlijk onmogelijk alle overblijvende mijnzetels tot een museum omtoveren, want dat zou in de eerste plaats een steriel en onleefbaar geheel opleveren. En daar in het NV.Mijnen en het Vlaamse Gewest nu net niet om te doen. Het mijnpatrimonium nieuw leven inblazen kan alleen wanneer niet alleen gemikt wordt op de toerist met kulturele interesse. Tegelijk moet er nieuwe ruimte worden gecreëerd voor bedrijven, en meot er plaats voorzien voor allerlei vormen van rekreatie. De mogelijkheden daartoe, ook in beschermde gebouwen zijn meestal groter dan men op het eerste zicht zou vermoeden. Beshermen betekent immers niet dat een gebouw in bepaalde toestand bevrozen wordt. Als er rekening wordt gehouden met de specifiek karakter van de oorspronkelijke konstruktie, dan houden kandidaat-gebruikers nog heel wat ruimte over om hun kreativiteit de vrije loop te laten gaan. De meeste oude industriële complexen blijken in de praktijk juist heel flexibele gebouwen te zijn. Meestal gaat het om enorme ruimtes die met zeer eenvoudige middelen opnieuw in te delen zijn. Bovendien zijn ze ook zeer robuust, ze moesten immers in staat zijn om de loodzware mastodontmachines van enkele decennia terug te torsen.