DE Limburgse Mijnen                                            

 Home / Website info / Ons Team / MWW /Ons Gastenboek/Ruitersclub/De sportpagina

 

 

 

Naar Mijnarchief

          

De Kempische steenkoolmijnen maakten Midden-Limburg tot wat het nu is. In nog geen eeuw tijd bloeiden de mijnen op en gingen ze weer teloor. Limburg leert nu leven met de resten van dit verleden.


Wie nu door Midden-Limburg rijdt, kan zich nauwelijks nog voorstellen hoe de streek er negentig jaar geleden uitzag. Limburg was toen niet meer dan een uitgestrekt heidelandschap, agwisseld met kleine landbouwdorpjes. In nog geen eeuw tijd zag datzelfde Limburg een grootschalige industrie opbloeien en weer teloorgaan. En die negentig jaar hertekenden de regio grondig. Na de ontdekking van het Kempische steenkoolbekken in 1901 vestigden zich in Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei en Eisden omvangrijke industriële complexen.De mijnen brachten ook duizenden arbeiders mee. Gedurende vijfenzeventig jaar haalden 250.000 mijnwerkers meer dan vierhonderd miljoen ton steenkool uit de ondergrond. op enkele decennia tijd verrezen er niet alleen mijngebouwen en terrils, maar ook de bijhorende fabrieken en woonwijken. Zijn de gevolgen voor het uitzicht en de economische struktuur nauwelijks te onderschatten, voor het sociaal leven in de streek geldt dat des te meer. Van een dunbevolkte streek met nauwelijks twintig inwoners per vierkante kilometer groeide Midden-Limburg ui tot ëën van de dichtsbevolkte indutriecentra van het land, waar heel wat verschillende nationaliteiten samenleven. De mijnen, die de aanzet gaven tot al die ingrijpende veranderingen, moetsen de voorbije jaren echter noodgedwongen hun deuren sluiten. Voor de streek as dit een zware klap. Er kwamen niet allen duizenden werklozen bij, de economisch toch al zwakke regio zag meteen de enige grote industrie verdwijnen. Want door allerlei omstandigheden had de provincie nooit een andere ekonomische sektor zien ontwikkelen, niet in het minst omdat de winsten van de mijnen afvloeiden en niet in de streek werden geïnvesteerd. De regio is nu dringend aan een rekonversie toe. Maar de vraag is alleen op welke basis dat moet gebeuren. Meer en meer raakt men er van overtuigd dat de vroegere mijnen de ruggegraad voor de heropbloei van de streek zouden kunnen zijn. Tenslotte bepaalden hun ligging ook in het verleden reeds de struktuur van Midden-Limburg. Verkeerswegen, woonwijken, alles was jarenlang afgestemd op de aanwezigheid van de mijnen. Bovendien komen met het wegvallen van de ontginning grote terreinen vrij die nog bruikbare konstukties bezitten. En rekonversie die dat matreiaal niet zou valorizeren, is bijna op voorhand gedoemd om te mislukken.

Dode Karkassen

De infrastruktuur en de gebouwen zijn op de ene site al beter bewaard dan de andere.Zwartberg bijvoorbeeld, dat al in de jaren zestig zijn deuren sloot, is op enkele bouwval na vrijwel met grond gelijkgemaakt. Beringen daarentegen is nog tamelijk goed bewaard. Hoofdgebouwen, extraktienstalaties, kolenwasserij en werkhuizen geven de bezoeker een getrouw beeld van de Kempische steenkoolmijnen. Op de andere sites is er wel een en ander gesloopt.Zo zijn bijvoorbeeld de kolenwasserij vrijwel overal ontmanteld. Maar de meest karakterestike konstrukties, de meterhoge schachtbokken, bepalen overal nog steeds het uitzicht van de omgeving. Ook de hoofdburelen, dikwijls prestigebouwsels in een historizerende stijl, kan je nog overal bewonderen. Ondertussen staat al vast dat heel wat gebouwen, bewaard zullen blijven voor het nageslacht. Ongeveer veertig konstrukties zijn nu al beschermd, en mogelijk volgen er nog. Momenteel geven de meeste mijnen een doodse indruk, lijken het dode karkassen uit een voltooid verleden tijd.Dat drukt onvermijdelijk een stempel op de streek. Van Beringen tot Eisden geven de leegstaande mijngebouwen een trieste aanblik. Jarenlang verwaarlozing, het gevolg van aanslepende onzekerheid over de toekomst van de mijnen, verergerde de toestand alleen nog maar. Toch zijn die gebouwen lang nog niet afgeschreven. De restauratiewerken die bij de beschermde gebouwen worden uitgevoerd, tonen hier en daar al duidelijk resultaten. De opgeknapte magazijnen van Eisden en Beringen laten zien wat je met oude industruielen gebouwen kan aanvangen. Die restauratie is het werk van NV.De Mijnen, aan wie het beheer van de gebouwen nu is toevertrouwd. De taak is vrij eenvoudig: de beschermde gebouwen restaureren en er een nieuwe functie aan geven. Herbestemmijn, is het nieuwe ordewoord voor het mijnpatrimonium. Nu de optie genomen werd om wat rest van dit stuk  Limburgse en nationale geschiedenis te bewaren, komt het er op aan er een zinvolle bestemming aan te geven. Want restaureren zonder te weten hoe de gebouwen te hergebruiken heeft natuurlijk weinig zin. Die nieuwe fuctie moeten ook een meerwaarde voor de streek creëren. Het is uiteindelijk niet de bedoeling dat de sites uitsluitend bewaard worden omwille van hun toeristiche waarde. De NV. Mijnen kijkt dus ook in de richting van het bedrijfsleven. Gerestaureerde funktionele gebouwen, grote beschikbare terreinen, goede verkeerswegen het zijn troeven die meer dan één investeerder kunnen aanspreken. Een kombinatie van rekreatie, kultureel toerisme en hergebruik door het bedrijfswereld zal in de toekomst niet alleen de vroegere mijnen maar wellicht de hele mijnstreek nieuw leven inblazen. En daar is het met de rekonversie van de streek nu net om te doen.

 

( Bron: uitgeverijen Lanno,Knack )

                                                               Naar Boven